Hoe intensiever ouders bij de school betrokken worden, hoe beter dat is. Dit doet recht aan de oorspronkelijke grondwettelijke uitgangspunten voor de vrijheid van onderwijs en komt het onderwijs en de kinderen ten goede.
Alle ouders verplicht lid van een schoolvereniging. Deze interessante gedachte ontvouwt dr. Gijsbert Leertouwer in zijn proefschrift ”Democratische legitimiteit in het onderwijsbestuur” (RD 9-4). Vanuit zijn optiek dat de uiteindelijke zeggenschap op school moet liggen bij de gemeenschap van de ouders (en dat de school dus eigenlijk van de ouders is) constateert hij dat er in de huidige bestuurlijke inrichting van scholen sprake is van een democratisch tekort, omdat van de hoogste zeggenschap die ouders hebben uiteindelijk niet veel overblijft.
Dit tekort heeft meerdere oorzaken. De belangrijkste is het gebrek aan een gemeenschappelijke visie en samenhang binnen onderwijswetgeving en -beleid als het gaat om de democratische legitimiteit. Een steeds kleiner wordend aantal scholen wordt in stand gehouden door een vereniging, waarvan de algemene ledenvergadering (gemeenschap van ouders) het hoogste orgaan is.
Daarentegen komen steeds meer scholen, vooral door fusie en schaalvergroting, te “hangen” onder een grote stichting. Een stichting heeft geen leden en een stichtingsbestuur benoemt zijn leden zelf, al dan niet onder bepaalde statutaire voorwaarden. Dus zonder inspraak van de ouders. Er zijn wel meer voorbeelden: een wettelijke scheiding tussen bestuur en toezicht en daarop gebaseerde codes voor goed bestuur, waarin voor de zeggenschap van ouders minder plaats is; of bijvoorbeeld de Wet medezeggenschap scholen, die via de oudergeleding van de mr weer wat (mede)zeggenschap aan ouders toebedeelt, maar die rol wel duidelijk beperkt houdt.
Hoe intensiever ouders bij de school betrokken worden, hoe beter dat is. Dit doet niet alleen recht aan de oorspronkelijke grondwettelijke uitgangspunten voor de vrijheid van onderwijs, maar komt ook ten goede aan het onderwijs en de kinderen. We kunnen constateren dat de huidige inrichting van het onderwijs die betrokkenheid niet ten goede komt. Enkele voorbeelden: Van de school wordt steeds meer verlangd dat ze een professionele organisatie is met liefst een professioneel bestuur (en dito toezichthouders), dat door de overheid voor steeds meer zaken verantwoordelijk wordt gehouden. Schaalvergroting in het onderwijs zorgt voor bestuurders die steeds meer op afstand staan (letterlijk en figuurlijk), met alleen nog een gemeenschappelijke medezeggenschapsraad die namens ouders met dit ”bestuur op afstand” in dialoog kan gaan. Een gemiddelde school in het voortgezet onderwijs is een bedrijf op zich. Naar ouders moet een brug geslagen worden over een kloof die je daar eigenlijk niet wilt hebben.
Het is de vraag of je de betrokkenheid van ouders vooral moet gaan zoeken in het herinrichten van de bestuurlijke en juridische context, zodat er meer democratie door en voor ouders komt. Want zo’n herinrichting betekent een groot aantal complexe juridische hobbels. Hoe bereik je dat stichtingen weer verenigingen worden? Welke ouders zitten te wachten op een lidmaatschap van hun school in de wijk. En als je dit juridisch al kunt verplichten, wat doen ze dan met dat lidmaatschap? Wat voor rechten geeft dat lidmaatschap en hoe komt de uitoefening van deze rechten het onderwijsproces of de organisatie ten goede? Niet voor niets heeft een mr op belangrijke bestuurlijke beleidsbevoegdheden geen instemmingsrecht, maar alleen een adviesrecht. De uiteindelijke verantwoordelijkheid ligt bij de (professionele) bestuurder. De huiver voor een goed meedenkende en adviserende mr is dan ook onterecht.
Wat daar allemaal ook van zij, onze indruk is dat we, naast een mogelijke bestuurlijk-juridische herinrichting, een grotere betrokkenheid van ouders moeten activeren op het terrein waar die het hardst nodig is. Dat is het onderwijsproces van het eigen kind. Daar hebben ouders en school elkaar hard nodig. Daar kunnen ze elkaar versterken en behoeften op elkaar afstemmen. Daar komt een grotere ouderbetrokkenheid het kind ten goede.
Om deze ouderbetrokkenheid te stimuleren, heb je geen bestuurlijke en juridische herinrichting nodig, noch complexe en langdurige wetswijziging of politiek getouwtrek. Die bereik je door in te zetten op de houding van onderwijsgevenden en ouders en het benadrukken van de essentiële rol die beiden, als partners, spelen in de educatie van de kinderen. Want de leerprestaties van een kind worden ontegenzeggelijk heel positief beïnvloed door een goede samenwerking tussen school en ouders, in een goede en hartelijke betrokkenheid over en weer. Ouderbetrokkenheid (plaatselijk bij de eigen school, landelijk door de Reformatorische Ouder Vereniging) is ook van groot belang voor onze christelijke en reformatorische scholen omdat die aantoont dat de ouders dit onderwijs enorm steunen en ze de overeenstemming tussen school en thuis wat betreft de christelijke opvoeding belangrijk vinden.
Soms is een juridische wegwijzer nodig om ouderbetrokkenheid te stimuleren. Daarom een voorstel dat vrij eenvoudig te realiseren is: Waarom regelen we niet in de wet dat voortaan iedere school in het schoolplan, naast de andere wettelijk verplichte onderdelen, een meetbare ambitie voor ouderbetrokkenheid en samenwerking tussen ouders en school moet formuleren? Het zou prachtig zijn als scholen van binnen uit hiermee aan de slag zouden gaan. Mogelijk kan ook wettelijk verankerd worden dat een speciaal daarvoor ingericht ouderpanel (of de oudergeleding van de mr) daarin meedenkt en evalueert. Onze vereniging gaat in ieder geval aan de slag met het formuleren van een meetbare ambitie en zal ouderpanels en mr’s in dit werk ondersteunen.
Jan Schreuders en Gerdien Lassche